Terug naar de vorige pagina

Emancipatie

Mondelinge geschiedenis - deel 9: over het thema Emancipatie

De start van het vrouwenproject van de Stichting Lodewijk de Raet situeert zich in de periode van de tweede feministische golf in Vlaanderen. Lees meer over de beginjaren van het vrouwenproject en luister naar het interview dat Linda Accou had met Trees Bauwens. U kan verder lezen hoe het vrouwenproject evolueerde en een stempel ging drukken op het beleid. Luister naar het interview met Linda Accou door Trees Bauwens. Het tweede luik van het emancipatieverhaal gaat over ouder wordende volwassenen, de cursussen ‘Voorbereiding op Pensionering’ en het emancipatieproject Leef-tijd.

De beginjaren van het vrouwenproject van de Stichting Lodewijk de Raet 

Lees meer over
De maatschappelijke context waarin het vrouwenproject start
Bij de start lag de klemtoon op versterken van huisvrouwen
In 1983 spreekt men van een drietrapsmodel in de programmatie
Een tweede lijn in de werking van het vrouwenproject
Het vrouwenproject deint uit naar de regio’s

De maatschappelijke context waarin het vrouwenproject start

De start van het vrouwenproject situeert zich in de periode van de tweede feministische golf in Vlaanderen. In de tweede helft van de jaren 70 verandert de toon binnen de vrouwenbeweging. Het besef groeit dat niet alleen wettelijke maatregelen nodig zijn, maar ook een bewustzijnsverandering. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1970 ontstaan in verschillende Vlaamse steden kernen van PAG (Pluralistische Actiegroepen voor Gelijke Rechten van Man en Vrouw). De eerste vrouwendag (1972) vindt plaats. In maart 1976 loopt in Brussel het Internationaal Tribunaal over misdaden tegen de Vrouw. Specifieke hulpverlening ontstaat, zoals vluchthuizen voor mishandelde vrouwen.

Binnen de politieke partijen zien we de opkomst van vrouwenorganisaties. In 1973 start ‘Vrouw en Maatschappij’ binnen de toenmalige CVP als eerste vrouwenafdeling binnen een politieke partij. De tweede golf legt de nadruk op het kleinschalige, het persoonlijke is politiek. Zelfbeschikking is belangrijk. Vrouwenhuizen schieten als paddenstoelen uit de grond, het  eerste komt er in Antwerpen in november 1974. De rest van de vrouwenhuizen volgt in de tweede helft van de jaren 70. In de vrouwenhuizen kunnen vrouwen terecht voor opvang, directe hulpverlening, ontspanning en vorming. Om vorming te kunnen geven is informatie nodig. Het besef groeit dat de informatie erg verspreid en moeilijk toegankelijk is. Om aan die verzuchtingen tegemoet te komen ontstaat in 1978 het pluralistisch documentatiecentrum RoSa. (Bron: De RoSa-factsheets nr.3). In die context startte het vrouwenproject van de Stichting Lodewijk de Raet in 1976. 

Bij de start lag de klemtoon op versterken van huisvrouwen

Bij de start richtte het vrouwenproject zich vooral naar de doelgroep ‘huisvrouwen’ en lag de klemtoon op inhalen van vormingskansen. We lezen in één van de eerste jaarverslagen: ‘het vrouwenproject is het gevolg van een keuze van de Stichting Lodewijk de Raet om voor deze bevolkingscategorie, die achterstand heeft in vormingspeil en -kansen, en moet strijden voor sociale ontvoogding, een bijzondere inspanning te leveren‘. De klemtoon lag op versterken van huisvrouwen met minder scholing, assertiviteit voor vrouwen die verandering wilden brengen in hun maatschappelijke positie. 

In de eerste periode inspireerde de Stichting zich ook op de Nederlandse Volkshogescholen. Zo was er een VOS-cursus (Vrouwen Oriënteren zich in de Samenleving). Er ontstond een uitwisseling  met de Volkshogeschool Bergen-Noord Holland. De Nederlandse delegatie werd zelfs ontvangen door Miet Smet, toen directeur van de Cepess-studiedienst. De boekjes van Joke Smit “Hé zus, ze houen ons eronder" en "De moeder van Marie kan meer", inspireerden in die periode. De titels illustreren de context op dat moment, een periode waarin veel  vrouwen huisvrouw waren en zochten naar een andere maatschappelijke positie. Zij legden onder meer de klemtoon op herkansingsmogelijkheden voor vrouwen die de emancipatietrein anders zouden missen. Dit geeft de sfeer weer uit die tijd en de intenties bij de start van het vrouwenproject. 

In 1976 startte een halftijdse vormingswerkster specifiek voor het vrouwenproject. In 1978 werd de functie van projectverantwoordelijke voltijds. Bij de start vonden de cursussen plaats in Leuven. In de tweede helft van de jaren 70 groeide het vrouwenproject ook verder uit in Antwerpen, Gent en Kortrijk. Inhoudelijk werd gestart met de basiscursus ‘vrouwen leren van en over hun eigen situatie’. Stilaan werd het aanbod uitgebreid met ‘assertiviteit voor vrouwen’ en meer thematische cursussen zoals ‘vrouw en gezondheid’, ‘ontspanning en harmonie’, ‘politiek en economie’, ‘lichaamswerk’, ‘zelfverdediging’, ‘politieke en maatschappelijke vorming’. 

In 1983 spreekt men van een drietrapsmodel in de programmatie

•    basisaanbod voor huisvrouwen
•    aanbod voor spilfiguren
•    maatschappelijke probleemstelling

De Stichting streeft ook naar een uitbreiding naar meisjes, werkende vrouwen en gemengd publiek. 

Van dan af komt meer accent te liggen op stimuleren van vrouwen om zich te engageren in de participatiebeweging en meer belangstelling te wekken voor beleidsvragen. Vermeldenswaard is dat het vrouwenproject van de SLdR in 1985 een half uur zendtijd kreeg op de toenmalige BRT (nu VRT) voor deze politieke vorming voor vrouwen. Er waren ook meerdere activiteiten voor en binnen het VOK (Vrouwenoverlegcomité). 

Een tweede lijn in de werking

Naast aanbieden van cursussen ontwikkelde het vrouwenproject een soort ‘tweede lijn’ zowel door samenwerking met andere actoren, als door beleidsbeïnvloeding. Het vrouwenproject van de SLdR werkte samen met en ondersteunde andere actoren in de vrouwenbeweging. Zo nam de stafmedewerkster veelal de gespreksleiding op van het VOK, organiseerde een herbronningsweekend voor femsoc-groepen en een residentiële trainingsweek voor vrouwenhuis-medewerksters.

In overleg met een 30-tal vrouwelijke politica ijverde de SLdR voor een departement en minister voor emancipatiezaken. Door deze actie werd Miet Smet de eerste minister voor emancipatiezaken. Lokaal was het vrouwenproject van de SLdR trekker om aandacht te vragen voor lokaal emancipatiebeleid. In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 trok ze een project “vrouwen en gemeente” op gang. In de reeks ‘gemeentebeleid in de praktijk’ gaf het vrouwenproject bij Kluwer in 1987 een apart dossier ‘vrouwen-emancipatie’ uit. Op diverse plaatsen ondersteunde het lokale groepen en vrouwelijke politica om te ijveren voor een schepen en ambtenaar voor emancipatiezaken. Dit resulteerde o.a. in West-Vlaanderen in een gedeputeerde voor emancipatiezaken en in diverse gemeenten en steden werd een schepen voor emancipatiezaken aangesteld, ondersteund door een ambtenaar.

Het vrouwenproject deint uit naar de regio’s

Eind jaren 80 verhuisde de stafmedewerkster van het vrouwenproject naar een regionale volkshogeschool (Antwerpen) en dit betekende het begin van de ‘regionalisering’ van het vrouwenproject. Concreet betekende dit dat er minder centrale ‘aansturing’ was en dat in de diverse regionale volkshogescholen eigen accenten kwamen. 

Zo was er in de Antwerpse, Oost-Vlaamse en West-Vlaamse volkshogeschool wekelijks of maandelijks een bijeenkomst van V.I.M. (Vrouwen in de Middenleeftijd) wat voor een aantal vrouwen een grote ondersteuning betekende voor hun bewustwording. De groepen waren groot, bijeenkomsten van 40 tot 60 vrouwen waren geen uitzondering.

In die periode wilde de SLdR ook mannen aanspreken, emancipatie werd ook een mannenzaak. Illustratief daarvoor waren de cursussen ‘Mannen en vrouwen: Intieme vreemden’. In groepen met de helft mannen en de helft vrouwen gingen de deelnemers in dialoog. 

Aansluitend bij de tijdsgeest zien we dat vrouwenemancipatie meer verbonden wordt met thema’s als armoede en multiculturaliteit, thema’s waarin vrouwen nog steeds een bijzonder kwetsbare positie innemen. Dit evolueerde zo dat het thema ‘vrouwenemancipatie’ minder zichtbaar werd en eerder een dimensie binnen andere thema’s.

Auteur: Linda Accou, aangevuld door Trees Roels-Bauwens, januari 2019

Voorbereiding op Pensioen en vzw Leef-Tijd

Lees meer over
De cursussen Voorbereiding op Pensioen
NIVOP – Nationaal Instituut Voorbereiding op Pensioen - vzw
Het project “Ouder wordende volwassenen” in de Provinciale Volkshogescholen
De v.z.w. Leef-Tijd: naar een emancipatie beweging
De Dienst Oudereneducatie (DOE)

De cursussen Voorbereiding op Pensioen

De cursusweek ‘Voorbereiding op pensioen’ is ontstaan naar het voorbeeld van de cursussen ‘Pensioen in zicht’ van de Nederlandse Volkshogescholen. In de Stichting Lodewijk de Raet nam Felix Florquin hiertoe het initiatief, mede geïnspireerd door André Besters die vertrouwd was met de Franse “Université’s du troisième age”.

Het waren weekcursussen in residentieel verband. Ze vonden plaats in “de Bron” of op vakantielocaties. Verwacht werd dat ook de partner van de cursist deelnam. De cursus-deelname werd gedragen door de bedrijven (bijv. Agfa-Gevaert en enkele petrochemische bedrijven in het Antwerpse) of overheidsdiensten waar de deelnemers waren tewerkgesteld. Sommige ondernemingen (bijv. Bekaert) en later ook de Vlaamse Overheid organiseerden dit op eigen houtje en doen dat trouwens nog steeds.

De bedoeling was om deelnemers, gedurende de laatste maanden van hun arbeidsactiviteit voor te bereiden op de periode van pensionering. Het was een mengeling van een zoeken naar een zin voor deze levensfase (“Wat betekent ouder worden en hoe wordt dat in de samenleving gezien?”), via enkele informatieve onderwerpen (dokter over “Hoe wordt het lichaam ouder?” en “ Veranderende seksualiteit”, notaris over “Erfrecht”) naar een zinvolle invulling (“Wat zijn mijn plannen?”, “Wat gebeurt er in mijn gemeente”, “Maak eens een gegidste wandeling mee”). De formule, die vorming en inspanning combineerde met ontspanning werd door zowat alle deelnemers erg gesmaakt. Mensen die het georganiseerd vormingswerk zelden of nooit bereikte, kwamen hierdoor met allerlei maatschappelijke thema’s in contact. Het smaakte duidelijk naar meer: dat zij zelf het initiatief namen voor terugkomdagen illustreert dit.

Aanvankelijk begeleidden Felix Florquin (tot 1997), Maria Willems en Joris De Snoeck deze cursussen VOP, later ook Agnes van Speybroeck, Luc Van Hoegaerden en Frank Ketels. 

NIVOP – Nationaal Instituut Voorbereiding op Pensioen - vzw

Het  NIVOP was (vanaf 1978) een samenwerkingsverband van organisaties die dergelijke cursussen verzorgden. Het kwam tot stand  vanuit de werkgroep “Instellingen” van de BVVO. Behalve uitwisseling van ideeën en verdeling van territorium probeerde het NIVOP de cursus VOP bekend te maken bij overheid en bedrijven.  Onder meer  LIVO, Interactie Academie,  Intermedium, Moritoen, waren van meet af aan lid, iets later ook de Stichting Lodewijk de Raet.  Joris De Snoeck en Felix Florquin  namen vanuit de Stichting deel aan de werkzaamheden. 

Meer lezen over NIVOP: zie H. De Vos, Voorbereiding op Pensioen NIVOP.  In: Koepel Vijf, 1978 (5) nr. 1, p. 18-21  en A. Storme, , NIVOP, na twee jaar werken goed op dreef. In: Koepel 5, 1980 nr 1, p.29-32.

Het project “Ouder wordende volwassenen” in de Provinciale Volkshogescholen

Bij het tot stand komen van de Provinciale Volkshogescholen (1978) was de doelgroepenwerking - vrouwenemancipatie en ouder wordende volwassenen – van meet af aan opgenomen in het opdrachtenpakket.

In de Antwerpse Volkshogeschool kregen onder meer  initiatieven van oud-deelnemers aan VOP met veel succes vorm en inhoud. Onder impuls van Louis Van Nuland werd een 55-Plus kring opgericht waarin diverse maatschappelijke thema’s werden besproken. Dit groeide uit tot wekelijkse ontmoetingsnamiddagen Leef-Tijd, soms met 50 tot 100 deelnemers.

Meer over de ontmoetingsnamiddagen Leef-Tijd

Later werd dit nagevolgd door de Oostvlaamse Volkshogeschool: de ene keer kwam een thema uit de V.O.P.-week aan bod, soms werd dit ingegeven door de actualiteit (o.m. een kritisch bezoek aan ‘Flanders Technology International’ in Gent in 1987), met  een wekelijkse deelname van een 40-tal deelnemers. 

De volkshogescholen probeerden cursussen V.O.P. te organiseren voor het brede publiek (dus niet bekostigd door de werkgever) in een cyclusformule (8 à 10 maal 3 uur). Een aantal ging door in samenwerking met een lokaal dienstencentrum van het OCMW, een ouderenorganisatie, een gemeentelijke ouderenraad, zelfs op één plaats met een rust-en verzorgingstehuis (Assenede). Maar echt goed kwamen deze activiteiten nooit van de grond: de avondreeksen ontkwamen niet aan de algemene tendens van dalende participatie aan lezingen.

De v.z.w. Leef-Tijd: naar een emancipatie beweging

In 1986 werd het aanbod  aan VOP-cursussen voor bedrijven en instellingen en de werking voor ouder wordende volwassenen in de volkshogescholen ondergebracht in een nieuwe vzw “Leef-Tijd: CENTRUM van OUDERE VOLWASSENEN voor VORMING EN EMANCIPATIE”. Bruno Van Huffelen was voorzitter, vormingswerkers waren Felix Florquin en Maria Willems, en Marijke Lampo was secretaris. De zetel was gevestigd te Hove.

De vereniging stelde zich tot doel “de persoonlijke vorming en groei, alsmede de maatschappelijke zelforganisatie, integratie en emancipatie van oudere volwassenen te bevorderen. Het toewerken naar een erkenbare, zinvolle rol in de samenleving staat hierbij centraal. Daartoe organiseert zij vormingswerk, kadervorming, aktie-onderzoek, studiedagen, publikaties”.

De vzw wilde de VOP-cursussen en de opvolging daarvan in de 55-Plus Kringen op een hoger plan tillen: in het verlengde van de cursussen wilde de vzw een bijdrage leveren aan een brede emancipatiebeweging van ouder wordende volwassenen en aan het ontluikende ouderenbeleid, vooral op het lokale niveau. Dat mondde in 1988 uit in de brochure in samenwerking met ‘de Wakkere Burger’: “Naar een aanzet voor een gemeentelijk ouderenbeleid”. Er mag gezegd dat Leef-Tijd vzw baanbrekend werk leverde om aandacht te besteden aan deze levensfase en de daarbij horende kansen en uitdagingen.

De Dienst Oudereneducatie (DOE)

In 1997 werd vanuit “Leef-Tijd”, samen met “Impact” en “Moritoen”, de Dienst Ouderen-educatie (DOE) als vzw opgericht en vervolgens ook gesubsidieerd door de overheid als (gespecialiseerde) dienst voor SCW. Zij had tot doel dienst te verlenen aan sociale, educatieve en culturele organisaties of individuele belangstellenden rond ouder worden en arbeid, ouder worden en beleidsparticipatie en ouder worden en permanente vorming.

Naar aanleiding van het Internationaal Jaar van de Ouderen (1999 ) organiseerde DOE in 2000 met diverse aanbieders en andere organisaties een overleg dat resulteerde in een platformtekst over “Cursussen Voorbereiding op Pensioen”. Hierin werd gepleit voor een landelijke campagne over deze materie; voor prioriteit voor dergelijke initiatieven in het kader van het SKW en voor overleg met de SERV over de nodige randvoorwaarden. In de praktijk heeft dat geen gevolg gehad. De voornaamste realisatie van deze vzw was de uitgifte van het vaktijdschrift “Wijs over Grijs” (van 1997 tot 2005) waarin diverse aspecten van het ouderenbeleid en de praktijk werden behandeld. 

Onder invloed van het decreet van 2003 heeft DOE nog gepoogd zich als een “sociaal-culturele beweging” te laten erkennen, maar dat is niet gelukt: De overheid vond VOP een zaak van de ondernemingen. Eind 2008 werd de vzw opgeheven. 

Het werkveld voor Voorbereiding op Pensioen en de emancipatiebeweging Leef-Tijd daarentegen zijn nog steeds springlevend.

Auteur: Huib Hinnekint, aangevuld door Joris De Snoeck en Agnes Van Speybroeck, december 2018 - januari 2019